Insomnia

Insomnia (Nederlands)

Leid mij binnen in echte slaap, want deze farce houdt ik niet langer vol.

Het woelen en keren avond na avond, dag na dag, week na week het hele jaar rond wordt mij teveel. En dan, nadat de hel van het waken het laat afweten, komt de schijnbaar oneindige marteling van een lichte, onrustige slaap, gevuld met droombeelden die de moedigsten onder de mensen niet zouden willen trotseren.

Ik weet dat het mijn eigen schuld is, dat ik het leed mezelf heb aangedaan, maar hoe kon ik weten dat het op deze manier zou eindigen.

Ik draai mij nog eens om in mijn oncomfortabele rustplaats.

Soms vraag ik mij af of het niet makkelijker zou zijn om het vluchten op te geven en de stap uit de schaduwen te wagen. Misschien dat mijn slapeloosheid dan zou aftreden, samen met de voortdurende angst om gevangen te worden.

Deze gedachtengangen worden echter telkens gauw de kop ingedrukt; het leven achter stalen tralies heeft mij nooit echt aangesproken.

Er klinkt een gerucht buiten.

Het kost slechts enkele seconden om mijn schamele bezittingen bij elkaar te grabbelen en in de al honderden keren opgelapte plunjezak te proppen. De lichtflits van een zaklamp glijdt haastig langs het gebroken raam van het krot waar ik mij voor de nacht had gevestigd. Het lijkt erop dat ik het gevecht om slaap die ik niet wil, niet opnieuw zal moeten leveren vanavond.

Ik hurk in een donkere hoek van het vertrek, vlakbij de deur, en luister naar het gedempte stemgeluid dat door de dunne muren heen dringt. Een tweede flits verlicht de kamer en ik hoor voetstappen zich om het gebouw heen bewegen, weg van mijn deur. Als de geluiden volledig zijn weggestorven, duw ik de deur zachtjes open en sprint de straat op, een hoek om, een andere straat over.

Ik hoor niets naast het geluid van mijn eigen afgetrapte laarzen op de kasseien, een teken dat de agenten mijn vlucht niet opgemerkt hebben.

Toch stop ik niet met rennen. Waar ik voor ren weet ik niet zeker, ik hou mezelf voor dat het de agenten zijn, de mensen die mij zoeken voor de misdaad die ik begaan heb, maar wie hou ik voor de gek, die mannen zijn al lang ver achter mij en weten niet eens dat hun prooi ertussenuit geknepen is. Het is datzelfde gevoel van schuld dat mij elke nacht wakker houdt en mijn dromen rood verft.

Een branderig gevoel in mijn borst brengt mijn aandacht terug naar mijn fysieke toestand en ik voel mijn hele lichaam schreeuwen om een beetje rust. Ik was al vermoeid toen ik mij eerder deze avond neerlegde in het verlaten krot, nu heb ik het gevoel dat mijn bewustzijn slechts opgehouden wordt door een ragfijn draadje, dat elk moment kan breken.

Zonder mijn toestemming, stoppen mij benen finaal met bewegen.

Het is laat, een lichte stadsbries roert de groezelige kleren aan mijn lijf en de vermoeidheid stort zich over mij als een golf op de rotsen, maar ik ben niet zo sterk als een rots, en het water heeft minder tijd nodig om mij weg te slijten.

Ik strompel in de richting van de netvlies-verschroeiende neon verlichting van een groezelig motel. Ik schuifel naar de balie, waar ik mijn gewicht op rust terwijl ik incheck en een portefeuille uit mijn zak neem. Een gezochte crimineel zijn houdt in dat een job vinden niet echt mogelijk meer was. De portefeuille is dus niet van mij. Toch weet ik een paar briefjes te vinden en ik ruil ze in voor een sleutel. Ik had geluk mij in een meer sinistere buurt te bevinden, waar ze gevallen als die van mij wel meer over de vloer krijgen en geen vragen stelden.

Op de vierde verdieping strompel ik uit de lift en met de sleutel open ik één van de deuren in de lange gang.

Tegen dat de deur achter mij in het slot valt, lig ik al uitgespreid op het enkele bed, mijn plunjezak vergeten ergens halverwege op de grond.

Mijn hoofd is klaar om zich over te geven aan het gewoonlijke piekeren, maar het komt niet. In plaats daarvan zink ik onmiddellijk weg in een diepe slaap, gevuld met afschuwelijke nachtmerries en gruwelbeelden die de beste horrorfilms overtreffen.

Ik ben niet godsdienstig, ik heb geen religie, en geloof niet in god, maar de laatste maanden heb ik het gevoel dat die klootzak op zijn comfortabele hemeltroon mij straft voor mijn daden, door elke keer dat ik mijn ogen sluit de gezichten van al mijn slachtoffers aan mijn geestesoog te laten passeren, elke vrouw, man of kind waar ik van gestolen heb. Hij laat me hun resten zien, de rode vloeistof vers aan mijn handen en er is slechts één woord dat zich constant herhaald, telkens opnieuw, zonder ophouden wordt het door zijne goddelijkheid in mijn oren gegild, tot mijn geest bezwijkt en mee beweegt op de verschrikkelijke klanken.

Moordenaar.

Like this story? Give it an Upvote!
Thank you!

Comments

You must be logged in to comment
taecmars #1
Chapter 1: Het is voor het eerst dat ik een fanfiction in het nederlands lees.. xD
xCilla
#2
Chapter 1: OMG HET IS NEDERLANDS